25 burgemeesters − de voorzitters van de Veiligheidsregio’s − hebben het nu voor het zeggen in Nederland. De gemeenteraden staan buitenspel. Dat is in onze rechtstaat een kwalijke zaak. Burgemeesters doen er goed aan hun gemeenteraden ondanks de noodtoestand mee te nemen bij de door hen genomen besluiten. De burgemeesters van gemeenten die geen voorzitter hebben van de Veiligheidsregio kunnen dit doen onder gezag van de voorzitter van de Veiligheidsregio.
Noodverordeningen die worden vastgesteld door de voorzitter van de Veiligheidsregio klinken als een modern staatkundige eenheid. Het tegendeel is waar. De grondlegger van de huidige rechtsstaat (Thorbecke) heeft een decentrale rechtstaat ontworpen. Dat betekent dat op gemeentelijk niveau zelfstandige beslissingen genomen mogen worden zonder toestemming van het rijk (autonomie van de gemeente). De gemeenteraad is democratisch gekozen en het hoogste orgaan in de gemeente. Daarnaast kan het rijk de gemeente opdragen bepaalde wetten uit te voeren, die de regering en parlement hebben vastgesteld (medebewind).
Nu is er door het coronavirus een crisissituatie ontstaan. Door de vele zieken in ziekenhuizen wankelt het gezondheidssysteem. De crisis heeft daarnaast een grote maatschappelijke en economische impact. Derhalve zijn er door de overheid talloze preventieve maatregelen bedacht waarbij voor een deel de grondrechten van burgers kunnen worden beperkt.
Zo zijn tijdens de huidige coronacrisis alle Veiligheidsregio’s opgeschaald. Daarmee activeerden de voorzitters van de Veiligheidsregio artikel 39 van de Wet veiligheidsregios’s (Wvr). Daarmee is de bevoegdheid om een noodverordening af te kondigen overgegaan naar de voorzitter van de Veiligheidsregio. Hier is een aantal aspecten van belang. Ten eerste is de voorzitter bij uitsluiting bevoegd om bovengemeentelijk een of meer noodverordeningen af te kondigen. Ten tweede moet de controle zoals genoemd in de noodverordening bijvoorbeeld aan de door de gemeente aangestelde boa’s worden toegewezen. De noodverordening hoeft ten derde niet meer door de ‘lokale’ gemeenteraad te worden bekrachtigd, omdat dit zou impliceren dat een gemeenteraad de voorzitter zou kunnen overrulen. Dit zou indruisen tegen de gedachte om de voorzitter juist de bevoegdheid te geven om bevelen uit te vaardigen. Tot slot moet de noodverordening van de Wvr wel duidelijk kenbaar worden gemaakt in het gebied waar deze van kracht is, bijvoorbeeld door publicatie op de gemeentelijke websites in het gebied.
De kernvraag is of het hoogste orgaan − de gemeenteraad − niet vooraf of tijdens de crisis en bij het opzijzetten van de grondrechten uit de Grondwet gehoord of betrokken moet worden. Veelal wordt gezegd het is nu crisis en daarbij hoort de kreet ‘nood breekt wet’. De gemeenteraad is echter het hoogste orgaan.
Met de Wvr is er een wijziging gekomen in de bevoegdheden die een burgemeester heeft ten aanzien van de handhaving van de openbare orde. Deze bevoegdheden worden aan de burgemeester toegekend in onder andere de Gemeentewet. In omstandigheden zoals omschreven in artikel 39 Wvr wordt een aantal van deze bevoegdheden echter toegekend aan de voorzitter van de Veiligheidsregio. Om te kunnen beoordelen of de wijziging in de Wvr inderdaad een noodzakelijke wijziging was, zal onderzocht moeten worden wat de achtergrond is van de aan de burgemeester in de Gemeentewet toegekende bevoegdheden. Waarom zijn deze bevoegdheden destijds toegekend aan juist de burgemeester? Wat is de inhoud en reikwijdte van deze bevoegdheden? Hoe wordt de burgemeester bij de uitoefening van deze bevoegdheden gecontroleerd?
Door de wijze waarop de bevoegdheden bij bovenlokale rampen zijn toegekend aan de voorzitter van de Veiligheidsregio, ontstaat ook een probleem bij het afleggen van verantwoording. Bij een bovenlokale ramp neemt de voorzitter van de Veiligheidsregio belangrijke besluiten die diep kunnen ingrijpen in het dagelijks leven. Bij het maken van noodverordeningen en noodbevelen kan zelfs, zoals reeds eerder is opgemerkt, afgeweken worden van andere wetten dan de Grondwet. De besluiten van de voorzitter hebben een impact op de burgers van een gemeente waarvan hij geen burgemeester is. De vraag is dan ook op welke wijze deze besluiten democratisch gelegitimeerd zijn. De voorzitter van de Veiligheidsregio wordt niet voorgedragen door de gemeenteraad van de gemeente waar de besluiten worden uitgevoerd.
De democratische legitimatie verloopt bij een gemeenschappelijke regeling altijd al getrapt, namelijk via de deelnemers aan de regeling. Door de deelnemende gemeenten wordt ook ervaren dat ze weinig invloed hebben op hetgeen gebeurt bij de gemeenschappelijke regeling. Bij de Veiligheidsregio wordt dit alles nog eens versterkt, doordat aan vrijwel geen enkele voorwaarde voor verlengd lokaal bestuur wordt voldaan. Omdat er te veel van bovenaf door het rijk gestuurd wordt via de Wvr, blijft er voor de gemeenten weinig keuzemogelijkheid meer over. De beslissingsbevoegdheid van de raad valt weg; de voorzitter neemt het over. Het is dan ook maar zeer de vraag of er in dit geval feitelijk nog wel sprake is van verlengd lokaal bestuur. De democratische legitimatie laat in ieder geval te wensen over.
Hetzelfde kan gesteld worden voor de besluiten die de voorzitter van de veiligheidsregio neemt op grond van artikel 39 Wvr. De democratisch gelegitimeerde gemeenteraad blijkt uiteindelijk weinig te kunnen ondernemen indien hij zich niet kan vinden in de door de voorzitter tijdens een ramp van bovenlokale betekenis genomen besluiten. De democratische legitimatie van de besluiten van de voorzitter van de Veiligheidsregio is dan ook zo goed als afwezig.
De controle door de gemeenteraad zoals genoemd in het huis van Thorbecke en neergelegd in de Gemeentewet is door artikel 39 Wvr goeddeels weggevallen. Daarnaast blijken de Veiligheidsregio’s bevoegdheden naar zich toe te trekken die niet of nog niet in de noodverordening zijn opgeschreven. Te denken valt aan distributie van mondkapjes en de nadelige aspecten die aan de orde zijn bij het bieden van geclusterde huisvesting aan daklozen. Onduidelijk is hoe de triage plaatsvindt van de daklozen tijdens deze procedure.
Te overwegen valt om de gemeenteraad vooraf tijdens en na de ramp niet verplichtend informeel besloten te informeren en vragen te laten stellen over de noodverordening. Dit kan bijdragen aan het opheffen van het democratisch deficit. Bij de totstandkoming van de Veiligheidsregio werd de raad zelfs als ondermijner van de noodverordening aangeduid. Daarmee wordt de democratie op een ongezonde manier weggedraaid. Laten we hopen dat de niet democratisch gekozen burgemeesters alles in het werk zullen stellen om transparant de gemeenteraden voor te lichten tijdens de huidige coronacrisis.
Eric Meijer, directeur JVO-Academie